-
1 uitspreken
♦voorbeelden:1 hoe moet je dit woord uitspreken? • how do you pronounce this word?2 een rede uitspreken • deliver/give a speechzijn veto over iets uitspreken • put a veto on something, veto somethingzijn waardering uitspreken • express one's appreciationII 〈wederkerend werkwoord; zich uitspreken〉♦voorbeelden:1 zich openlijk uitspreken tegen/voor • declare oneself openly against/in favour of1 [ten einde spreken] finish (speaking)♦voorbeelden:1 iemand laten uitspreken • let someone have his say, hear someone out -
2 uitspraak
♦voorbeelden:een vreemde uitspraak • a strange accent4 uitspraak doen • pass judg, pass/pronounce sentence -
3 aspireren
v. aspire, aim, seek to attain a goal; aspirate, pronounce the "h" sound by breathing out (Phonetics); remove air or fluid (Medicine) -
4 canoniseren
v. canonize, make into a saint; pronounce holy; make canonical -
5 uitbrengen
v. bring out, emit, launch, get out!, pronounce, record, utter, cast -
6 uiten
v. utter, express, voice, speak, outspeak, pronounce, enounce, predicate, enunciate, demonstrate, emit -
7 uitspraak doen
v. pronounce, give a verdict, return a verdict, decide, judge -
8 uitspreken
v. pronounce, enounce, speak, outspeak, find -
9 vellen
adj. skinny, thin--------n. felling, chopping down of trees--------v. fell, chop down (a tree); pronounce, declare -
10 verklaren
v. explain, expound, elucidate, interpret, certify, exemplify, state, construe, enounce, profess, find, void, give out, read, rede, assert, attest, account, outspeak, pronounce, aver -
11 verklaren voor
v. pronounce for -
12 zeggen
v. say, tell, pronounce, predicate, put -
13 zich uitspreken
v. have a say, give tongue, say out, pronounce -
14 doen
doen1〈 het〉♦voorbeelden:dat is geen manier van doen • that's no way to behavein goeden doen zijn • be well offuit zijn gewone doen zijn • not be one's normal selfergens mee van doen hebben • have (something) to do withvoor hun doen, … • for them, …; …, consideringdat is geen doen • that can't be done————————doen22 [ergens plaatsen] put3 [laten ondergaan] make, do4 [kosten, opbrengen] do ⇒ go for5 [schoonmaken] do ⇒ clean6 [bereizen, bezichtigen] do ⇒ visit7 [+ het] [gewenste (uit)werking hebben] work8 [+ onbepaalde wijs] [laten] make♦voorbeelden:een uitspraak doen • pronounce (on)uitspraak doen • pass judgementdoe mij maar een witte wijn • for me a white wine, I'll have a white wineik geef 't je te doen • it's quite a jobwat kom jij doen? • what do you want?iemand iets doen toekomen • send someone somethingze doet het erom • she does it on purposezij deed niets dan praten • she did nothing but talkwat doet hij (voor de kost)? • what does he do (for a living)?moet je wat doen? • do you have to go (somewhere)?er is niets tegen te doen • nothing can be done (about it), there's nothing to be donehij heeft het meer gedaan • he has done it beforezoiets doe je niet • you (just) don't do that (sort of thing)veel/weinig te doen hebben • have a lot/little to dowat is hier te doen? • what's going on here?ik weet niet waar ze het van doen • I don't know how they do itvergeet niet om … Doe ik • don't forget to … Will dodat doet me plezier • I'm glad about thatiemand verdriet/pijn doen • hurt someone, cause someone grief/painhet deed me niets • I couldn't have cared lessdie muziek doet me niets • I don't care for that musiczo'n ervaring doet je wat • such an experience moves/gets you4 wat moet dat boek doen? • how much do you want for that book?de tv doet het niet meer • the TV is out of orderdat doet het hem • that makes all the differenceiemand iets doen geloven • lead someone to believe somethinghij deed van zich spreken • he had people talking about himwe weten wat ons te doen staat • we know what (we are) to dodat moet je altijd doen • that's something you should always dodaar kan hij het mee doen • he can put that in his pipe and smoke iter het zwijgen toe doen • not say a worddat doet er niets toe • that's beside the pointer niets aan kunnen doen • not be able to help itkan ik er iets aan doen! • I can't help it!er is niets aan te doen • there's nothing to do about it, it can't be helpedmet iemand te doen hebben • feel sorry for someonehet is hem te doen om • he is out to (do something)niets aan te doen • can't be helpedte niet doen • undo, nullifyzich aan iets te goed doen • do (oneself) well on something2 [bezig zijn met] do, be3 [handel drijven] do ⇒ deal♦voorbeelden:gewichtig doen • act importantdoe maar net of ik er niet ben • just pretend I am not hereniet doen! • don't (do that)!doen alsof • pretendje doet maar • 〈 vaak ironisch〉 go ahead, suit yourselfaan sport doen • do/take part in sport(s)aan de lijn doen • be dietinghij doet lang over dat boek • he is taking a long time over that book -
15 doodvonnis
♦voorbeelden:1 het doodvonnis voltrekken aan • execute, carry out the death sentence onhet doodvonnis uitspreken/vellen over • pronounce/pass sentence of death on -
16 een uitspraak doen
een uitspraak doenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een uitspraak doen
-
17 een vervloeking uitspreken
een vervloeking uitsprekencurse, pronounce a curseVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een vervloeking uitspreken
-
18 een vonnis uitspreken
een vonnis uitsprekenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een vonnis uitspreken
-
19 een vonnis vellen/wijzen/strijken/uitspreken (over)
een vonnis vellen/wijzen/strijken/uitspreken (over)pass/pronounce/give judgement (on)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een vonnis vellen/wijzen/strijken/uitspreken (over)
-
20 ergens geen uitspraak over kunnen doen
ergens geen uitspraak over kunnen doenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ergens geen uitspraak over kunnen doen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
pronounce — [prə nouns′, prōnouns′] vt. pronounced, pronouncing [ME pronouncen < OFr pronuncier < L pronuntiare < pro , before + nuntiare, to announce < nuntius, messenger: see PRO 2 & NUNCIO] 1. to say or declare officially, solemnly, or with… … English World dictionary
Pronounce — Pro*nounce , v. t. [imp. & p. p. {Pronounced}; p. pr. & vb. n. {Pronounging}.] [F. prononcer, L. pronunciare; pro before, forth + nunciare, nuntiare, to announce. See {Announce}.] [1913 Webster] 1. To utter articulately; to speak out or… … The Collaborative International Dictionary of English
pronounce on — ˈpronounce ˌon pro ˈnounce up ˌon [transitive] [he/she/it pronounces on present participle pronouncing on past tense … Useful english dictionary
Pronounce — Pro*nounce , v. i. [1913 Webster] 1. To give a pronunciation; to articulate; as, to pronounce faultlessly. Earle. [1913 Webster] 2. To make declaration; to utter on opinion; to speak with confidence. [R.] Dr. H. More. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
pronounce — early 14c., to utter, declare officially, from O.Fr. pronuncier (late 13c.), from L.L. pronunciare, from L. pronuntiare to proclaim, announce, pronounce, from pro forth, out, in public (see PRO (Cf. pro )) + nuntiare announce, from nuntius… … Etymology dictionary
pronounce — [v1] produce words vocally accent, articulate, enunciate, phonate, say, sound, speak, stress, utter, verbalize, vocalize, voice; concept 47 Ant. mumble pronounce [v2] announce, declare affirm, assert, blast, call, decree, deliver, drum, judge,… … New thesaurus
pronounce — ► VERB 1) make the sound of (a word or part of a word). 2) declare or announce. 3) (pronounce on) pass judgement or make a decision on. DERIVATIVES pronounceable adjective pronouncement noun pronouncer noun … English terms dictionary
Pronounce — Pro*nounce , n. Pronouncement; declaration; pronunciation. [Obs.] Milton. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
pronounce — I (pass judgment) verb adjudge, adjudicate, announce authoritatively, conclude, decide, declare to be, decree, deliver judgment, determine, find, give a ruling, give an opinion, give judgment, judge, officially utter, pass sentence upon,… … Law dictionary
pronounce on — index award Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
pronounce — *articulate, enunciate … New Dictionary of Synonyms